HYDRAWEB


De Onzichtbaren - Nanni Balestrini

 

Eerste Deel

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12

Tweede Deel

13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25

Derde Deel

26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37

Vierde Deel

38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48

 

 

“De strijd van de mens tegen de macht, is de strijd van de herinnering tegen het vergeten”

- Milan Kundera

Aangezien Hydra politiek-theoretisch en politiek-filosofisch veel aandacht besteedt aan wat je de Italiaanse theorie of het post-operaisme zou kunnen noemen, een intellectuele traditie die haar roots heeft in de zgn. Autonomia-beweging van de jaren ’70, hebben we gemeend deze beweging ook op een andere manier in de schijnwerpers te moeten zetten.

We willen dat op een literaire wijze doen, in de vorm van een vertaling van een roman, verschijnend in feuilleton-vorm, zolang onze voorraad energie en doorzettingsvermogen strekt.

De roman De Onzichtbaren van de Italiaanse schrijver Nanni Balestrini (niet te verwarren met het boek van Karel Glastra van Loon dat dezelfde titel draagt) verscheen in 1987 in het Italiaans (Gli Invisibli) en verhaalt over deze beweging. Een beweging die gekenmerkt werd door een ongekende radicaliteit en verbeelding, maar ook getekend is door ongekende repressie, geweld, gevangenschap en ballingschap. De roman van Balestrini vertelt over het eindpunt van de beweging, namelijk eind jaren ’70. De beweging bestrijkt eigenlijk een periode van begin jaren ’60 tot 1977 en wordt ook wel de “lange ‘68” genoemd.

De “lange ‘68” heeft een enorme impact gehad op de Italiaanse samenleving. “Veertigduizend aangeklaagd, vijftienduizend die de gevangenis “gepasseerd” hebben, zesduizend veroordeelden, bijna altijd zonder garantie op het recht zich te verdedigen. Achter de aantallen gaan “speciale gevangenissen” schuil, folter, eenzame opsluiting en het beste van twee generaties gereduceerd tot zwijgen, gedwongen in ballingschap te gaan”. Aldus Nanni Balestrini en Primo Moroni in hun monumentale boek over de “lange ‘68”: L’Orda D’Oro.

In De Onzichtbaren is een verteller in de ik-vorm aan het woord. Een soort innerlijke monoloog, een gedachtenstroom die soms bijna uit de bocht vliegt. Het ontbreken van komma’s, punten en sowieso alle leestekens versterkt dit achtbaan-effect alleen maar. De ik-figuur is gebaseerd op de Sergio aan wie de roman is opgedragen. Sergio Bianchi is de ‘echte’ naam van een activist uit de kringen van “Autonomia”, afkomstig uit de arbeidersklasse en het Milanese achterland. Door zijn ogen beleven we de strijd van de jongeren tegen de staat en het gezin, tegen fascisten en uitbuiters, tegen onderwijzers en huisjesmelkers. Dit alles tegen een decor van repressie, heroïne, bajes en burgerlijke normen en waarden.

De echte Sergio wordt uiteindelijk opgepakt, veroordeeld tot vier jaar in een extra beveiligde gevangenis. Balestrini ontmoette hem uiteindelijk in Parijs, zelf op de vlucht voor de repressieve staat, die de schrijver-dichter-uitgever en autonoom activist vervolgd voor  “gewapende subversie” en negentienvoudige moord, waaronder op Aldo Moro. Balestrini weet aan arrestatie te ontkomen. Hij wordt gewaarschuwd nadat de politie hem in april 1979 op een verkeerd adres zoekt en vlucht op ski’s over de Alpen.

De naam Sergio komt in het boek, behalve in de opdracht op de eerste bladzijde, niet voor. Sergio is de ik-persoon, waarin zich het collectieve subject van een hele generatie en beweging manifesteert. Via hem maken we kennis met zijn vrienden, vriendinnen en kameraden: Aglio, China, Cocco, Gelso, Lauro, Malva, Menta, Valeriana, Ortica, Pepe. Allen genaamd naar struiken, medicinale en keukenkruiden en vage exotische planten zoals daar zijn: knoflook, kina, kokosnoot, moerbei, laurier, kaasjeskruid, mint, valeriaan, netel en peper. De politieagenten en inspecteurs zijn genoemd naar roofdieren zoals Donnola (= wezel), Lince (= lynx) en Mastino (oorspronkelijk een Romeinse vecht- en oorlogshond). Volgens Clodina Gubbiotti, die een bijdrage over het boek schreef voor een internationale conferentie over de waarde van literatuur in en na de jaren ’70 in Italië en Portugal, suggereren de namen een weerbarstige dichotomie tussen natuur en maatschappij. Overduidelijk is dat het hier gaat om een antagonistische beweging waarin een grenzeloos verlangen naar een ander, bevrijd leven en grenzenloze militantie hand in hand gingen. Balestrini heeft voor deze beweging met De Onzichtbaren een literair monument opgericht.

Nani Balestrini werd in 1935 in Milaan geboren en publiceerde al op negentienjarige leeftijd zijn eerste gedicht. Voorbeelden voor hem waren o.a. Brecht, Pound en het dadaïsme. In 1956 werd hij redacteur van het tijdschrift Il Verri, een tijdschrift van de zgn. neo-avantgarde. In de jaren ’60 was hij lid van de Gruppo ’63, waar o.a. ook Umberto Eco toe behoorde. Van 1962 tot 1972 werkte hij voor de radicaal-linkse uitgever Feltrinelli. In 1968 was hij medeoprichter van de groep Potere Operaio (Arbeidersmacht), waartoe ook Toni Negri behoorde. In 1971 publiceerde hij de roman Vogliamo tutto (Wij willen alles), een literaire hommage aan de strijd van de massa-arbeiders bij FIAT. Volgens sommigen is het DE roman van het operaisme. Andere belangrijke publicaties zijn I Furiosi (De Woedenden) over de subcultuur van voetbalsupporters van AC Milan en L’editore (de Uitgever) over uitgever Feltrinelli. Naast schrijver en dichter is Balestrini ook beeldend kunstenaar. Balestrini is ook de eerste die een gedicht met behulp van een computer heeft geschreven: Tape Mark I (1961).

 

Hydra Ensemble

september 2011

 

 

 

 

 



 

 

Maak een gratis website met Yola