“Er zijn momenten in het leven waarop de vraag of je anders kunt denken dan je denkt en anders kunt waarnemen dan je ziet, essentieel is om te blijven kijken en nadenken” – Michel Foucault 1984
Hoezo Hydra?
Wie wat gaat grasduinen in de wereld die Google heet zal er achter komen dat het begrip Hydra naar tientallen zaken kan verwijzen: naar een schepsel uit de Griekse mythologie, een sterrenbeeld, verschillende bands, een zoetwaterpoliep, een maan van Pluto, een ongeleide raket, een waterstofboot uit Leipzig, een zwemvereniging in Gemert, een schoonmaakbedrijf in Deventer, een computerchip, een eiland, een straaljager in een computergame en zelfs een internationale fascistoïde terroristische organisatie, die gelukkig een fictieve blijkt te zijn en alleen maar in stripboeken bestaat. De Hydra waar wij onze naam aan hebben ontleend is die uit de Griekse mythologie en symboliseert voor ons chaos en subversie.
Één van de twaalf werken van Hercules, held uit de Griekse Oudheid en zoon van de god Zeus en de sterfelijke Alkmene, was het verslaan van de monsterlijke Hydra van Lerna. Een slangachtig en giftig beest met vele koppen. Steeds als Hercules er één afhakte, groeiden er twee in zijn plaats. Uiteindelijk doodde hij de Hydra door vuur te gebruiken waarmee hij de afgehakte stompen dicht schroeide en aldus voorkwam dat de koppen weer aangroeiden.
Van oudsher staat Hercules, die met het volbrengen van de twaalf werken en nog veel meer heldendaden de onsterfelijkheid verwierf, symbool voor macht en orde. Zijn twaalf werken symboliseerden economische ontwikkeling. Zijn afbeelding werd door de heersenden der aarde gebruikt op munten, zegels, tekeningen, standbeelden, paleizen en diverse triomfbogen.
Dezelfde heersers zagen in de Hydra echter het tegenovergestelde symbool van wanorde en verzet. Een bedreiging van staat, imperium en kapitalisme. Ten tijde van de Engelse koloniale expansie, begin 17e eeuw t/m de grootstedelijke industrialisatie begin 19e eeuw, werd door de heersenden dikwijls gerefereerd aan de mythe van Hercules en de Hydra. De vorming van het imperium, een wereldwijde handelsorde, het gewelddadig opleggen van een wereldomvattende arbeidsdwang en waren-economie, werd steeds weer geconfronteerd met nieuwe, onverwachte vormen van verzet, die in nieuwe gedaantes en combinaties de kop op staken, als waren het onuitroeibare koppen van een Hydra: slavenopstanden, muiterijen, oproeren van onteigende boeren, religieuze radicalen, piraten, soldaten enz.
De gouverneur-generaal van Suriname van 1742 tot 1751, Jan Jacob Mauricius bij voorbeeld, beschreef in zijn dagboek de militaire expedities tegen de Saramaka, een groep voormalige slaven die van de plantages hadden weten te ontsnappen, als een arbeid om een Hydra uit te roeien. Alcides is hier een andere benaming van Hercules.
Daar moet gij blind met een' onzigt'bren vijand kampen,
Die u als eenden schiet, en kiffelt in de zwampen,
Al rukte een leger van tien duizend man bijeen,
De moed en 't krijgsbeleid van Cesar en Eugeen';
Vondt hier zijn arbeid om een' Hydra uit te roeijen ,
Die zelfs Alcides knods ontduiken zou in 't groeijen.
Aardig om te weten is dat er medio negentiende eeuw er in Nederland een radicaal blad verscheen dat zich De Hydra noemde. Een politierapport uit 1848 meldde dat het blad de bestaande onvrede onder de bevolking aanwakkerde en een slechte invloed had op ‘de lagere volksklassen’. Het blad stelde o.a. de staatsmacht, de klassenjustitie, de zelfverrijking en corruptie van ministers, belastingverhogingen, de te hoge prijzen van levensmiddelen, het gebrek aan persvrijheid en de uitbuiting van “de Javaan” aan de kaak. Opvallend is wel dat Hydra hier een synoniem was voor de macht van de corrupte staat en dat Hercules vereenzelvigd werd met het volk, met oppositie en tegenstand. Zo zijn er wel meer voorbeelden te vinden waarin de Hydra wordt gebruikt als metafoor voor bijvoorbeeld de “contra-revolutie” (Trotski) of “de onderdrukking” (Rosa Luxemburg). De radencommunist Anton Pannekoek sprak begin twintigste eeuw echter weer over de duizendkoppige hydra der revolutie en meer recentelijk maakte ook Provo gebruik van de metafoor van de Hydra in opstandige zin:
“Provo kent geen leiders, haar tijdschrift kent geen in personen telbare redaktie. Provo is het provotariaat, het veelkoppige monster, de Hydra: slaat men er een kop af dan groeien er twee aan. Het is de armoede van de autoriteiten dat zij dit niet begrijpen. Het is hun schande en hun ondergang”.
De Hydra is voor ons echter meer dan een metafoor. Het is een manier van kijken die misschien nog het best als de blik van onderaf of de blik van de underdog gekarakteriseerd kan worden. Peter Linebaugh en Marcus Rediker, die de metafoor van de opstandige Hydra introduceerden in hun fantastische boek The Many-Headed Hydra: Sailors, Slaves, Commoners and the Hidden History of the Revolutionary Atlantic, vertellen hoe de metafoor het hun mogelijk maakte om de verschillende geschiedenissen van de mensen in hun samenhang te zien en zo verbluffende verbindingen te ontdekken. De verschillende koppen van de Hydra zagen zichzelf vaak ook niet als een samenhangend iets. Ze beten naar elkaar, gromden elkaar echter ook niet voortdurend met bloeddoorlopen ogen toe. Vaak konden ze elkaar verdragen, net zoals mensen. Rediker en Linebaugh ontdekten zo een veelkoppig en rijk geschakeerd historisch subject, met een ongekende mobiliteit, lang voor het moment waarop volgens de orthodoxie dé arbeidersklasse ontstond, zeg maar rond 1830, en met een veel grotere chronologische en geografische reikwijdte dan de ons bekende eurocentrische klassenconcepten ons willen doen geloven.
Niet voor niets spreken Rediker en Linebaugh dan ook over een “verborgen geschiedenis”. Vergeten door de terreur van de leugen, de onteigening van herinneringen en ervaringen, de vernietiging van een alternatief weten. Het vereist een groot empatisch vermogen om ons die geschiedenis toe te eigenen en in al zijn veelkoppige en verbluffende geledingen bloot te leggen. Het is een zelfde empatisch vermogen dat, dwars door de ogenschijnlijk onwrikbare heersende verhoudingen en het schijnbaar onvermijdelijke bestaande heen, nodig zal zijn om met het “verleden tegen het heden te denken” (Deleuze) en de huidige hydra ten tijde van wat tegenwoordig “globalisering” wordt genoemd, in al zijn veelkoppigheid, chaos, mobiliteit en tegenstrijdigheid te leren zien en begrijpen. Dat is waar we met het project Hydra-web naar proberen te streven en wat we trachten zichtbaar te maken.
En wie denken wij dan wel dat we zijn?
Onze roots liggen in de strijdcyclus van de jaren ’80, ook wel aangeduid als kraakscene of actiebeweging. Een tijd waarin met grote onbevangenheid het ene na het andere initiatief werd ontketend. Gewoon doen. Van een punkband of een eigen bedrijfje t/m een eigen blad. Of in het huidige geval: een website met een PDF er aan gehangen. Vroeger maakten we er ook niet al te veel woorden aan vuil. Gewoon: voor het broodnodige actienieuws, voor en door de beweging en te vinden in de betere boekhandel… Over bestaansrecht en –reden en levensvatbaarheid maakten we ons amper zorgen. In het laboratorium van de beweging van toen viel alles op zijn plaats, alles had z’n plek, de samenhang was vanzelfsprekend en onbesproken en bovendien, vonden we met z’n allen, was hun rechtsorde de onze niet…
De wereld ziet er tegenwoordig uiteraard heel, héél anders uit. We zijn allemaal druk bezig geweest om uit de uitkering te komen. De druk werd steeds groter en de noodzaak om de sociale dienstambtenaren en het arbeidsbureau voor te zijn en een inkomen zoveel mogelijk op eigen voorwaarden te regelen, werd steeds dringender. Toch maar weer iets aan scholing doen of een afgebroken opleiding afmaken, eigen baas worden, bedrijfjes loonvormend maken, politieke activiteiten omzetten in gesubsidieerde baantjes. Deze exodus uit de uitkering had niet alleen met economische dwang en maatschappelijke druk te maken, maar ook, en misschien wel juist, met vervagende politieke perspectieven. Met een wereldbeeld dat begon te wankelen en een isolement dat begon te knagen. We raakten onszelf en elkaar kwijt. Om elkaar, soms na vele jaren, als wildvreemden en op z’n best als oude bekenden weer tegen te komen. Sommigen hebben elkaar niet los gelaten, anderen zijn helaas totaal uit het zicht verdwenen.
We hebben kinderen gekregen, gezinnen gevormd. De woongroepen verruild voor Vinex-wijken. We werken, liefst niet full time en zo flexibel mogelijk. Sommigen dienen het volk in zorgzame beroepen of anderszins dienstverlenend. In de hoop zo min mogelijk vuile handen te maken, want ergens zien we de maatschappij nog steeds als vijandelijk gebied. We lopen er nog steeds een beetje onwennig rond en het kost ons nog steeds moeite om onze ‘normale’ maatschappelijkheid onder ogen te zien. Soms verlangen we terug naar de rust en onbezorgdheid –hoe gek het ook klinkt – van de subcultuur, waar we ons over heel veel zaken het hoofd braken, maar over heel veel wezenlijke dingen gelukkig niet wakker hoefden te liggen, zoals de dagelijkse gang naar het werk of de conflicten met leidinggevenden, hoge huurprijzen en echte woningnood, de zorg voor kinderen of ouders of oude strijdmakkers, inkomen bij ouderdom of ziekte of helemaal geen inkomen.
Daar staan we dan. Niet al te zachtzinnig geland in een nieuw millennium. In een woestenij die ons maar moeilijk kan bevallen na de “bevrijdingsstrijd” van de jaren ’80. Iemand uit de beweging of de kraakscene, of hoe je het ook wilt noemen, die medio jaren ’80 in coma zou zijn geraakt en daar onlangs uit zou zijn ontwaakt, zou zich afvragen of hij niet per ongeluk in een parallel universum met een hoog horror-gehalte was wakker geworden. Want er was duidelijk iets mis gegaan. Zijn ouders zouden misschien niet meer leven. Soit. Maar de rest… Het pand waar hij had gewoond was vervangen door luxe appartementen. Het kraakcafé vervangen door een kledingboetiek. Geen enkele poster of leus op de muren verwees nog naar politieke activiteit. Hij kon geen enkel aanknopingspunt vinden. De wijk waar hij vroeger woonde was letterlijk van kleur verschoten. In een winkeltje waar hij shag en een pak melk wilde kopen kon hij zich nog maar nauwelijks verstaanbaar maken. En roken, ja dat deed eigenlijk niemand meer. Amerika had een zwarte president, Twente was kampioen van de eredivisie, Rotterdam had een Marokkaanse burgemeester, er werd met een nieuwe fascistoïde partij onderhandeld over gedoogsteun voor een nieuw kabinet en Janmaat, die was al lang dood…
Misschien, na een paar weken, zou hij brokstukken van de afgelopen decennia hebben geconstrueerd. Hij zou Google hebben ontdekt en dagen en nachten achter een PC hebben doorgebracht. Hij zou hebben vernomen van de val van de Berlijnse Muur, de moord op Pim Fortuyn en op Theo van Gogh, de aanslagen van 11 september en alles wat daarna volgde van de oorlogen in Afghanistan en Irak, van Shock and Awe t/m Guantanamo Bay. Die Wijnand die kende hij nog wel, zelfs zonder bril en met die slagroom in het gezicht. Wat een droplul was dat geworden zeg! Globalisering. Beurscrisis, kredietcrisis, omvallende banken, Casino-kapitalisme, Gucci-kapitalisme. De vrije markt functioneert niet meer, snikten de volgelingen van weleer en na het Oostblok leek nu ook het Westen als een kaartenhuis in elkaar te storten…
“O, o, o, even rustig ademhalen…” (Acda & De Munnik: Het Regent Zonnestralen)
Is het eigenlijk niet verwonderlijk hoe snel wij, die radicale veranderingen nastreefden, van slag raken als er werkelijk iets veranderd? Als op hol geslagen TomTom’s. Alsof de spelregels stiekem veranderd zijn. Op zijn geheel eigen wijze zei Jan Blokker enkele jaren geleden in VN: “Veel mensen zijn opeens enorm gecoiffeerd door te roepen: ik ben ontzettend in de war. Je bent een lúl als je niet in de war bent. Maar mensen die nu zo “in de war” zijn, waren dat waarschijnlijk altijd al. Alleen vroeg niemand ze er ooit naar. Toen hadden we nog een makkelijk leven”.
Natuurlijk zijn er nederlagen geleden en zijn de krachtsverhoudingen gaan schuiven. Niet zo’n beetje ook. Maar dat zijn ervaringen van alle tijden en van alle generaties. Heel mooi verwoord, midden jaren ’30, door Bertolt Brecht in zijn gedicht An den Schwankenden:
“Onze zaak staat er slecht voor, onze krachten nemen af, nadat we er jarenlang zo hard voor gewerkt hebben, staan we er slechter voor als ooit tevoren, de vijand is sterker geworden en lijkt onverslaanbaar en ook wij hebben onze fouten gemaakt, daarover valt niet te twisten, we zijn niet meer met zovelen, en onze woorden klinken verward, op wie kunnen we nog rekenen? Zijn we alleen overgebleven? Niemand meer begrijpend en door niemand begrepen? Moeten we geluk hebben? …”
De laatste regel is ook van alle tijden: “Verwacht geen andere antwoord dan dat van jezelf!”
In die zin gaan we ook niets nieuws doen, maar hetzelfde in andere tijden. Omdat we nog steeds nieuwsgierig en strijdbaar zijn. Omdat we willen begrijpen, scherp willen blijven en elkaar scherp willen houden. Omdat we anders willen denken en denken dat het anders kan. We willen zoeken naar het verzet in al haar verschijningsvormen, in al haar idealisme maar ook vertwijfeling, in haar verlangen maar ook haar tegenstrijdigheden, naar sociale krachten die verwijzen naar een nieuwe alternatieve maatschappij. Op politiek en sociaal gebied, lokaal en globaal, op creatief en cultureel gebied, op uitzonderlijk en alledaags gebied. Daarnaast willen we de overheersings- en uitbuitingsmechanismen bestuderen en blootleggen. Om ze te doorgronden en te herkennen, niet alleen in haar macht, maar juist ook in haar onmacht, onzekerheid en zeker ook haar wanhoop.
Dit alles willen we gewoon doen! Gewoon op weg gaan met als bagage een flinke portie empathie, onbevangenheid, een “hydra-bril” en het bewustzijn dat wat we willen en waar we naar verlangen van alle tijden en daardoor oneigentijds is.
Hydra Ensemble
Oktober 2010